De erfenis van de Samurai’s
Judo komt uit het Jujitsu. Dat is een krijgskunst. Jujitsu betekent: de kunst van het meegaan om te overwinnen (de tak van de eik breekt in de storm maar de bamboestengel buigt mee en richt zich na de storm weer op). Door deze kunst te beoefenen kan men grotere en sterkere tegenstanders verslaan door gebruik te maken van hun kracht en hun beweging.
De Samurai’s (militairen) waren in het vroegere Japan vrijwel de enige beoefenaren van deze kunst. Er waren verschillende scholen waar het Jujitsu werd onderwezen. Elke school had zijn specialiteiten. Dat waren geheime technieken die alleen bekend waren bij de leden van die school.
Het einde van de Samurai’s
In 1868 was het voorbij met de Samurai’s. Voor het eerst sinds honderden jaren kwam de handel met het westen weer opgang. Dat betekende het einde van de Samurai’s en dus óók van de Shogoen (de hoogste militaire machthebber). Japan werd een land waarin de macht van de handel sterker was geworden dan de militaire macht. De Samurai’s mochten hun beroep niet meer uitoefenen. Daardoor hadden de Jujitsu-scholen bijna geen leden meer. Sommige Samurai’s gingen Jujitsules geven aan burgers om aan de kost te komen maar dat waren lang niet altijd goede leraren.
Jujitsu begon haar glans te verliezen.
Jigoro Kano
Enkele jaren later (in 1876) ging de 16 jarige Jigoro Kano het oude Jujitsu beoefenen. Hij kon bijna geen goede leraar vinden. Het werd de oude Hachinosuke Fukuda. Jigoro Kano raakte in de ban de filosofie van het Jujitsu. Het gebruik maken van de lichamelijke kracht van de tegenstander door mee te geven fascineerde hem (Jigoro Kano was klein en lichamelijk niet sterk).
Hij vond het jammer dat het Jujitsu verloren dreigde te gaan en ging het Jujitsu moderniseren. Jujitsu moest een andere functie krijgen. In plaats van een vechtkunst voor Samurai’s moest het iets worden waar iedereen in het dagelijkse leven iets aan heeft. Jigoro Kano had grote idealen. Hij wilde de wereld verbeteren. In 1882 begon hij zijn plan uit te voeren. Hij studeerde aan de universiteit van Tokio. Hij kreeg toestemming om in een klein zaaltje van de universiteit zijn Jujitsu te gaan beoefenen met enkele medestudenten. Hij verving de naam Jujitsu door Judo. Judo betekent het meegeven of meebuigen als levensstijl.
Hij nam heel veel over uit het Jujjitsu. Verder bedacht hij spelregens waardoor het principe van het meegeven met de beweging getest kon worden. Vóór en na een Judopartij moest men een buiging maken om de tegenstander te laten zien dat je respect voor hem hebt. Winnen of verliezen mocht geen rol spelen tijdens een oefenpartij. Het ging erom dat je de energie van jezelf en die van de tegenstander in elkaars voordeel gebruikt.
Jigoro Kano hoopte dat Judo zou helpen om in harmonie te leven met de medemens ongeacht ras, geloof, sekse, rang enzovoort. Hij vond dat Judo niet alleen beperkt moest blijven tot Japan maar dat het verbreid moest worden over de hele wereld.